Intellectjuwelen

Zo in het voorjaar, wanneer de zon aan kracht wint en ons hartverwarmend begint te verwarmen, is het tijd voor een poetsbeurt.

Het poetsen van Kasteel Kanonnensteijn laat ik uiteraard graag aan de deskundige handen van butler Handig over.

Maar zélf poets ik met plezier de intellectjuwelen, tot ze glanzen van wijs- en scherpzinnigheid. Een geestverruimend karweitje!

Gelukkig hielp jongemeester Cola me er deze keer bij. Zijn onbevangen inzichten en olijke gebabbel maken het werk altijd veel gezelliger.

Met poetsdoeken en een emmer welriekend sop stroopten we de mouwen op. Ik opende de grote schatkist.

‘Zonder wrijving geen glans!’ riep het eerste intellectjuweel dat ik ter hand nam meteen. Het ontlokte me een glimlach.

‘Blij dat jullie er allemaal nog zijn. Eens kijken of we uw wijsheid weer eens wat schittering kunnen geven,’ zei ik dankbaar.

‘Wijsbegeerte is in de grond heimwee – het verlangen overal thuis te zijn…’ merkte een paarse edelsteen op.

‘Het begin der wijsbegeerte is de verwondering,’  reageerde een felgroen juweel plechtig. Cola trok een verbaasd gezicht.

‘Hey, dát zijn nog eens slimme stenen!’ riep Cola verbijsterd. ‘En ze kunnen nog praten ook…’

‘Dat is een uitmuntendscherpzinniggepoetste opmerking van je, jongeman,’ antwoordde ik hem. ‘Het zijn heel bijzondere juwelen.

Elk intellectjuweel herbergt de wijsheid van een grote geest. Ze glanzen en glimmen van eeuwenoude ervaring. En kennis moet regelmatig worden opgepoetst!’

Eén voor één ontdeden we de juwelen van alle stof, hun helderstralende ziel ontdekkend.

‘Zolang u de stof tot nadenken maar niet verwijdert!’ riep een diepblauw intellectjuweel schertsend. Er ontstond een discussie.

‘Menigeen die geestig wil zijn, verliest de roep verstandig te zijn,’ verklaarde een vuurrode edelsteen kribbig.

‘Neem u in acht voor degenen die uw scherts niet begrijpen,’ riep de blauwe steen bozig terug. ‘Zij begrijpen uw ernst stellig nog minder!’

‘De enige ernstige overtuiging is die, dat er niets ernstig moet worden genomen,’ mengde een heldergele steen zich in de discussie.

‘Geachte dames en heren…’ zei ik sussend, ‘beter een dwaze geestigheid dan een geestige dwaas. Laat u maar rustig poetsen.’

De stenen sputterden nog wat tegen, met argumenten, beweringen, conclusies en analyses. Cola en ik poetsten verder.

‘Er zit er één bij die alleen maar grauw en grijs is!’ merkte Cola op. ‘Hoe kan die nou iets te melden hebben?’

‘Maar dat is de meest oude en wijze van allemaal, Cola,’ zei ik snel, terwijl ik de grijze steen voorzichtig oppakte.

Cola begreep het niet. ‘Maar hij glimt en glanst niet zoals de anderen. Dat vind ik onbegrijpelijk!’

‘Er is veel verstand voor nodig om iets onbegrijpelijk te vinden…’  zei de grijze steen geruststellend. Ik glimlachte.

‘U komt schitterend tot de kern van de zaak,’ antwoordde ik. ‘Zo zie je maar. Grijs de buitenkant, wijs de binnenkant.’

‘Dat heeft de steen helder inzichtelijk gemaakt,’ moest Cola toegeven. ‘Heel goed, Jongemeester Cola,’ vervolgde ik.

‘Dan schrobben we morgen de denkbeelden in de beeldentuin. Die zijn star geworden door een dikke laag vogelpoep!’

Bewaren

Leave a Reply

Your email address will not be published.